'Met Stille Trom. Een Journaal' van F. Springer


Mijn vorige blog ging over Andrew Marr's boek over Elizabeth II, de Britse monarch die het grote en trotse Britse imperium (ooit besloeg het bijna een kwart van de aarde) zag veranderen in de Commonwealth. Nederland kan natuurlijk niet tippen aan de geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk, maar stiekem toch een beetje wel. Niet alleen was een Nederlandse Stadhouder Koning van Engeland (William & Mary na de 'Glorious Revolution'), maar ook Nederland heeft lange tijd kunnen bogen op overzeese gebieden waardoor Karel V's uitspraak bijna ook voor Nederland gold: een rijk waar de zon nooit onder ging. Juist dit laatste koloniale aspect is voor het grootste deel van de boeken van F. Springer (Carel Jan Schneider) het leitmotiv.   F. Springer overleed vorig jaar nadat het jaar daarvoor zijn laatste roman 'Quadriga. Een Eindspel', gesitueerd in Oost-Duitsland van het heden en het verleden, verscheen. Toch lag daar in de Boekenweek, bij mijn favoriete boekhandel het Haagse Paagman, een nieuw boek van F. Springer: 'Met Stille Trom. Een Journaal'. Het bleek geen herdruk, maar zijn allereerste roman die hij in 1963 terugtrok en daarmee zijn romandebuut uitstelde. En zo, maanden na zijn dood, maar met zijn expliciete instemming, ligt daar toch nog een nieuwe F. Springer!

Mijn 'verbintenis' met F. Springer gaat al ver terug. Op de middelbare school las ik 'Quissama', het boek waardoor ik overigens het woord 'apotheose' leerde kennen, en dat heeft grote indruk op me gemaakt. Ruim anderhalf jaar geleden las ik 'Quadriga' die ik wat vond tegenvallen, maar daarna begon ik aan de verzameling  'Weemoed en Verlangen' van F. Springer: 'Bougainville', 'Bandoeng-Bandung' en 'Quissama'. Wederom was ik onder de indruk van dit boek (en zijn andere boeken). Een boek over een Nederlandse zakenman, Charles Enders, die in Angola op sleeptouw wordt genomen door King Velderman. Het boek, en de relatie tussen deze twee mannen, beleeft het hoogtepunt (apotheose!) in het nationale wildpark van Angola, Quissama.

'Met Stille Trom' heb ik dus zonder aarzelen gekocht en vrij snel daarna gelezen. Hoewel de typische stijl van F. Springer al wel doorklinkt, is dit niet zijn beste boek. Het is overduidelijk, mede door zijn eigen foto's uit die tijd, een journaal van zijn eigen tijd als bestuursambtenaar (hier genoemd Dekker) in Nederlands Nieuw-Guinea vlak voordat een einde komt aan de Nederlandse overheersing van dit eiland dat nu deel is van Indonesië. Voor de onafhankelijkheid van Suriname de laatste stuiptrekking van het Nederlandse koloniale verleden. Het gebrek aan het boek is dat het vooral een sfeerbeeld is van Nederlandse ambtenaren in een gekoloniseerd land dat zij, met minimale mankracht, maximale internationale druk in volstrekt vreemde context van stammen(oorlog) moeten besturen. Daardoor mist het boek een echte rode draad, hoewel aan het einde van het boek de draadjes van de verschillende gebeurtenissen, waaronder de komst van een Amerikaanse antropoloog en een sluimerende stammenoorlog, behoorlijk samenkomen. Dat is dan meteen ook weer de kracht van het boek: het geeft een inkijk in een Nederlandse bestaanswijze die voor mijn generatie ondenkbaar is en voor vorige generaties, voor het grootste deel, alleen maar van horen zeggen is. Een bestaanswijze die ook voor veel Britten wereldvreemd maar toch bekend moet voorkomen. De wijze waarop het Verenigd Koninkrijk India bestuurde, met een relatief klein leger en ambtenarenapparaat, zo gold dat ook voor Nederland in Nieuw-Guinea. In 'Met Stille Trom' verzucht een missionaris dan ook dat het niet moet voorkomen dat een 'blanke' door een van de stammen wordt gedood, dan zouden 'ze' door hebben dat 'wij' niet onoverwinnelijk zijn en daarmee binnen vierentwintig allemaal gedood worden. Een dergelijke zienswijze doet nu toch niet echt meer opgeld zal ik maar zeggen. Maar juist vanwege deze inkijk en het feit dat je de latere F. Springer al door de regels heen leest, is dit boek het lezen meer dan waard!

Reacties